aardappelmeelfabriek “De Oostermoer”

Inleiding

De gebouwen betreffen een uitbreiding van de voormalige coöperatieve aardappelmeelfabriek “De Oostermoer” (1902), en zijn in fasen tot stand gekomen in de periode 1948-1968 in opdracht van de directie van de NV Aardappelmeelfabriek “De Oostermoer”, naar ontwerp van de Gebroeders Blaauw uit Stadskanaal (1948) en Architectenbureau J. en J.K. Kruijer uit Nieuwe Pekela (1951-1953 en 1968). De uitbreidingen betreffen de bouw van fabrieksruimte en een nieuw ketelhuis in 1948 door de Gebroeders Blaauw, de nieuwbouw van het kantoorgebouw door J. en J.K. Kruijer en de bouw van de bouw van nog een ketelhuis in 1968, eveneens door J. en J.K. Kruijer. Allen gesitueerd aan de doorgaande weg tussen Stadskanaal en Gasselternijveen. De aardappelzetmeelindustrie nam na 1865 een grote vlucht en werd van doorslaggevende betekenis voor het landbouwbedrijf in de Drents-Groningse Veenkoloniën. De NV Aardappelmeelfabriek “De Oostermoer” werd in 1902 opgericht ten behoeve van de bereiding van zetmeel uit aardappels: in eerste instantie ten behoeve van de vervaardiging van appreteermiddelen in de textielnijverheid. De eerste Drentse fabriek was toen al in 1894 in Smilde opgericht. In 1919 sloot de fabriek zich aan bij het Coöperatief Aardappelmeel Verkoopbureau (AVB, later Avebe), een coöperatie van zetmeelfabrieken in Groningen en Drenthe. In het Interbellum kwam de aardappelzetmeelindustrie in moeilijkheden onder andere als gevolg van een groeiende concurrentie van uit graan bereide zetmeelproducten. Dit leidde er toe dat vooral na de Tweede Wereldoorlog (WO II) de industrie zich steeds meer op de ontwikkeling en productie van een grote verscheidenheid aan aardappel-derivaten ging richten. Deze worden op tal van manieren toegepast in de papierindustrie, de textielindustrie, de levensmiddelenindustrie, de waterzuivering, het bouwbedrijf, de olie- en gaswinning en de lijmindustrie. De huidige productievestiging is van het Avebe-concern, de wereldwijde marktleider op het gebied van aardappelzetmeel. De fabriek in Gasselternijveen is een van de drie Nederlandse aardappelzetmeelfabrieken en de enige in Drenthe die na de reorganisatie van Avebe vanaf de jaren ’70 is overgebleven. In 1977 was het bedrijf de eerste Nederlandse Avebe-fabriek die om milieuredenen geheel werd vernieuwd en om die reden bij de grote sanering van 1980 kon blijven bestaan. De locatie is de op een na grootste aardappelzetmeelfabriek ter wereld. De Gebroeders Blaauw uit Stadskanaal realiseerden tot 1948 alle verbouwingen en uitbreidingsplannen bij de fabriek. Na 1940 bouwden zij onder andere een weeg- en bemonsteringsgebouwtje voor het wegtransport van fabrieksaardappelen (1948 – gesloopt), bezink-bassins (1949) en een generatorgebouw (1941 – gesloopt). Het in de redengevende omschrijving opgenomen onderdeel naar ontwerp van de Gebroeders Blauw betreft een uitbreiding met een ketelhuis, een gebouw voor raffinage extractie en een drogerij. Na deze periode werd het Architectbureau Kruijer aangesteld om de uitbreidingen te ontwerpen. De plannen die in de periode 1951-1953 werden ontworpen kregen goedkeuring van de Dienst Wederopbouw en Volkshuisvesting van de provincie Drenthe, te weten van de heer Overmars – hoofdingenieur-directeur van de Dienst. In 1950 ontwierpen ze onder andere een meelpakhuis, in 1951 een lossteiger voor met paardentractie aangevoerde aardappelen en in 1962 een aardappelbunker. De werken werden in de meeste gevallen uitgevoerd door aannemer L. Luis uit Gasselternijveen. Meerdere onderdelen uit de periode 1902-1968 zijn vervangen of aangepast door latere uitbreidingen en vernieuwingen. Zo ook de door de Groninger architect K. Bulder op het terrein gebouwde directeurswoning. De gevels aan de noordzijde (voorgevels) en de oostzijde (zijgevel ketelhuis) hebben in combinatie met de herkenbare geleding van zadeldaken en het platte dak op het hoofdgebouw de hoogste cultuurhistorische waarde. De zijgevels van de drogerij – het hoogste gebouw – zijn voorzien van zeer decoratieve ramen, cassettes en gevelgeledingen. Deze zijn ook van cultuurhistorische waarde. De gevels aan de achterzijde hebben minder cultuurhistorische waarde omdat ze een minderwaardige rol spelen in de representativiteit van het gebouw. Op onderdelen zijn er elementen die eveneens een lagere cultuurhistorische waarde hebben zoals nieuwe (rol-)deuren, latere geveldoorbraken op de begane grondvloer. De ramen in de voorgevels van op de bovenste verdiepingen van het raffinagegebouw en de drogerij zijn op een passende wijze vernieuwd en doen recht aan het oorspronkelijke architectonische ontwerp. Het herbouwde deel van het ketelhuis heeft een mate van cultuurhistorische waarde omdat het onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van de oorspronkelijke opzet van dit deel van de fabriek en er sprake is van een exacte herbouw van het verloren gegane bouwdeel. Het heeft echter minder authenticiteitwaarde dan de oorspronkelijke bouwdelen.

Omschrijving

Aardappelmeelfabriek, gebouwd als uitbreiding bij en deels ter vervanging van de in 1902 in Gasselternijveen gebouwde aardappelmeelfabriek. De uitbreiding betreft een hoog gedeelte onder een plat dak, een links daarvan gelegen lager middengedeelte eveneens onder een plat dak (beide uit 1951-1953) en een gedeelte voorzien van twee zadeldaken aan de oostzijde hiervan (1948). Het meest oostelijk gelegen bouwdeel met zadeldak is opgetrokken in een andere steensoort en dateert uit 1968. De voorgevels van de verschillende bouwdelen zijn, met uitzondering van herbouwde deel van het ketelhuis, opgetrokken in een rode Groninger mondsteen in kruisverband. Het trasraam is opgetrokken in een rode Groninger mondklinker. Het later aangebouwde bouwdeel is opgetrokken in rood genuanceerde baksteen in halfsteensverband. Het hoge- en het middengedeelte worden gedekt door een overkragend plat dak met onderlangs een houten kroonlijst. De voorgevel (noordzijde) van het hoge bouwdeel bestaat uit zes raamtraveeën die van elkaar worden gescheiden door gemetselde bakstenen pilasters. Tussen deze pilasters worden de gevels van onderen af geleed door twee boven elkaar geplaatste lange verticale raamstroken die van elkaar worden onderscheiden door een gemetselde borstwering met betonnen dorpels. De borstwering wordt per travee verlevendigd door een reeks van twee diamantkopvormige witte decoratiestenen. Ter afsluiting zijn de bovenste raamstroken getopt met een betonnen latei (u-profiel) en daarboven cassette-vormige betonnen sierelementen, waarin in het midden van de dubbele uitkragende ruitvormen elk een rondvenster is aangebracht. In het tweede travee in de voorgevel zijn op de begane grond en de verdieping enkele vensters vervangen door stalen luiken. Op de begane grond van het derde en vierde travee bevindt zich een portiek onder betonnen latei. Ook de oostelijke- en westelijke zijgevel van de drogerij zijn op vergelijkbare wijze pilasters verdeeld in traveeën. Deze traveeën zijn echter breder dan die in de voorgevel en hebben bovenlangs drie in plaats van twee rondvensters. Enkele traveeën in de zijgevels zijn blind opgemetseld. Het lagere middengedeelte – de raffinage extractie – is qua uiterlijk vergelijkbaar met het hiervoor beschreven hoge bouwdeel aan de westzijde. De vensters op de begane grond hebben in tegenstelling tot de hiervoor beschreven vensters een samengestelde indeling. De vensters in dit bouwdeel zijn evenwel net zo hoog als in de andere voorgevel, liggen onder een betonnen latei en hebben een zelfde doorlopende borstwering. De bovenste rij vensters zijn, vanwege de lagere daklijn van dit bouwvolume, minder hoog, terwijl de betonelementen boven de vensters gesloten zijn en verdeeld door middel van een fijner ruitvormig raster. Het linker bouwvolume wordt gedekt door drie bouwdelen onder zadeldak, waarbij de kap is bedekt met een gladde bitumen dakbedekking. De nokhoogte van de middelste kap is hoger dan die van de belendende kappen. Onderlangs het meest oostelijke dakschild is een bakgoot voorzien van houten gootlijst aangebracht met daaronder een rand van getand siermetselwerk. De tuitgevels zijn afgezet met een betonnen sierlijst en hebben ter plaatse van de nok en de goten een betonnen siersteen. De voorgevels worden geleed door hoog opgaande rechtgesloten stalen vensters voorzien van een stalen roedenverdeling afgetopt met een gemetselde segmentboog. De oostelijke gevel van dit bouwdeel wordt geleed door verticale stalen vensters onder segmentboog, rustend op een betonnen onderdorpel en op tweederde van de gevelhoogte opgedeeld door een betonnen kalf.

Waardering

Uitbreiding van de aardappelmeelfabriek “De Oostermoer” (1902) gelegen aan de Vaart Zuidzijde (adres Baptistenkade 40) te Gasselternijveen in de gemeente Aa en Hunze, in fasen tot stand gekomen in de periode 1948-1968 in opdracht van de directie van de N.V. Aardappelmeelfabriek “De Oostermoer”, naar ontwerp van de Gebroeders Blaauw uit Stadskanaal (1948) en Architectenbureau J. en J.K. Kruijer uit Nieuwe Pekela (1951-1953 en 1968), van algemeen regionaal belang voor de provincie Drenthe vanwege de:

  • cultuurhistorische waarde, als zijnde een bijzondere expressieve en representatieve uitdrukking van een Drentse aardappelzetmeelfabriek en haar onlosmakelijke rol in de betekenis van de aardappelzetmeelindustrie voor Drenthe en de Drentse Veenkoloniën in het bijzonder, en tenslotte als representant voor de industriële geschiedenis van Drenthe in het algemeen; vanwege het belang van het pand als onderdeel van de enige nog werkzame aardappelmeelfabriek in Drenthe
  • architectuurhistorische waarde, zich uitend in de uitzonderlijke esthetische kwaliteiten van het ontwerp en als zijnde een representant van een vroeg-naoorlogs fabrieksgebouw in Drenthe
  • situering als markant, authentiek en representatief aanzicht van de fabriek
  • relatieve gaafheid van het ontwerp
  • typologische zeldzaamheid van de aardappelzetmeelfabriek in Drenthe