chr. lagere school Smilde

Inleiding

Zesklassige christelijke lagere school – momenteel deel uitmakend van de Van der Reeschool voor speciaal onderwijs – gelegen aan de Veenhoopsweg 60 te Smilde in de gemeente Midden-Drenthe, gebouwd in 1957-1961 door Architectenbureau Bijleveld te Groningen in opdracht van het Bestuur van de Vereniging voor Christelijk Onderwijs in Smilde.
In 1957 vraagt de Vereniging vergunning aan voor het bouwen van een in eerste instantie vier-klassige lagere school en het verbouwen van een bestaand schoolgebouw tot een vierklassige meer uitgebreid lager onderwijs school, plaatselijk bekend als gelegen aan de Hoofdstraat 60 te Smilde. Architect Bijleveld, Nassaulaan 15 te Groningen ontwierp in 1955 circa 430 m2 nieuwbouw voor deze locatie. Hij ontwierp de vierklassige plattegrond voor de lagere school op een wijze dat al rekening werd gehouden met een uitbreiding in de toekomst. Deze vond plaats in 1961 met de bouw van nog eens twee klaslokalen als verlenging van de reeds uitgevoerde reeks lokalen. Ook werd in deze periode aan de westzijde een tweede ingang aangebracht. De uitvoering in twee fasen en de bouw van in eerste instantie ‘maar’ vier leslokalen had te maken met de kavelgrens. De andere twee lokalen konden pas worden gebouwd toen de naastgelegen kavels werden aangekocht. Een eerder uitbreidingsplan uit 1948 van O. Offringa uit Assen is nooit uitgevoerd.
De zesklassige lagere school is een uitzonderlijk ontwerp waarin de veranderende visie op scholenbouw in de jaren vijftig duidelijk tot uiting komt. Het is bijzonder dat dit ontwerp zowel binnen als buiten nog vrijwel geheel in oorspronkelijke staat verkeert. De kozijnen van dit in totaal elf lokalen tellende gebouw zijn echter in de loop van de tijd vervangen door hardhout (waarschijnlijk rond 1980). Een groot deel van het gebouw lijkt te zijn geïnspireerd op het bekende Groningse scholentype van de Groninger stadsarchitect J.H.M. Wilhelm. Wilhelm’s geven uiting aan de naoorlogse pedagogische onderwijsontwikkelingen waarbij het domein van het kind leidend was. Door de toepassing van driezijdige licht- en luchttoetreding en een lessenaarsdak werd optimaal gebruik gemaakt van daglicht. Ook konden de plafonds daarmee omlaag waardoor mee werd geappelleerd aan de thuissituatie en de maat van het kind. De lokalen werden van oorsprong niet zoals gebruikelijk door een gang met elkaar verbonden. Belangrijk verschil is echter dat de school van Bijleveld van aanvang af is voorzien van een gang. Een ongebruikelijke betonnen constructie verbindt dak en maaiveld op esthetisch wijze met elkaar.

Latere uitbreidingen zijn de bouw van een tweeklassige school ter uitbreiding van de christelijke Mavo ter plaatse (1977 en 1981 – Hunnik en Lambrechts te Rotterdam). Deze horen niet bij de redengevende omschrijving. Aan de noordzijde bevindt zich groot volume (waarschijnlijk oude gymzaal) welke is voorzien van glazenbouwstenen. Ook de verbouwing van Bijleveld van het bestaande schoolgebouw in 1957 hoort niet bij de omschrijving, maar vormt wel een belangrijk onderdeel van de cultuurhistorische context van het geheel.

Na de Tweede Wereldoorlog was er een enorm tekort aan schoolgebouwen. Door het oorlogsgeweld waren er 273 scholen verwoest en 1.000 scholen zwaar beschadigd. De bouwstop tijdens de oorlog veroorzaakte eveneens een tekort. Bij de wederopbouw van het land kreeg de woningbouw echter tot ver in de jaren vijftig prioriteit. Noodscholen, semi-permanente voorzieningen of tijdelijk als school ingerichte bestaande gebouwen moesten voorzien in de behoefte aan kleuter- en lagere scholen. Toch waren er belangrijke vernieuwingen op het gebied van de scholenbouw, die met name vanaf midden jaren vijftig hun beslag kregen.
De rijksoverheid nam in de naoorlogse periode de centrale leiding over de scholenbouw en werden aanvragen voor de bouw van scholen afhankelijk van rijksgoedkeuring van Centrale Directie van de Wederopbouw en de Volkshuisvesting. Nieuwe inzichten over pedagogiek, hygiëne en sociale verhoudingen waren van grote invloed op de ontwikkeling van het schoolgebouw. Ook de intrede van nieuwe bouwtechnieken als montage- en systeembouw beïnvloedden sterk het denken over scholenbouw. Met name vernieuwingen in Amerika, Scandinavië en Engeland werden door Nederland op de voet gevolgd. Enkele nieuwe voorwaarden voor de bouw van een school werden bijvoorbeeld de plaatsing in het groen, de oriëntatie en de aanwezigheid van grote ramen voor veel zon en lichttoe-treding, goede ventilatie en een vriendelijke, uitnodigende uitstraling van de architectuur. In het lager onderwijs heerste het verlangen de traditionele groepslessen af te wisselen met individueel werken. De behoefte van het kind kwam steeds meer centraal te staan. Deze ontwikkelingen kwamen echter niet zomaar op gang en in de kleinere gemeenten werd nog enige tijd op de traditionele wijze gebouwd in baksteen en met een gang langs de lokalen.
De vele verschillende – geslaagde en minder geslaagde – naoorlogse schoolontwerpen laten een typologische zoektocht zien naar de meest ideale school. Binnen deze ontwikkeling zijn zogenaamde prototypen ontstaan, die weer ter inspiratie hebben gediend voor andere architecten. Een van de ontwikkelde prototypen was de gangloze school, die als Nederlandse uitvinding wordt beschouwd. De paviljoenachtige school had meerdere ingangspartijen waardoor er optimaal gebruik kon worden gemaakt van luchtverversing en daglichttoetreding. Ook de halschool doet zijn intrede waarbij de klas-lokalen rond een centrale hal worden gegroepeerd.

Door de intrede van de brede school worden momenteel veel scholen samengevoegd en oude schoolgebouwen afgestoten. Daarnaast voldoen veel naoorlogse schoolgebouwen niet meer aan de huidige eisen voor onderwijshuisvesting. Ook de toenemende behoefte van multifunctionele centra in de kleinere en middelgrote kernen, doet de druk op de leegkomende oude schoollocaties toenemen. Al deze aspecten maken het dat een fors aandeel van het naoorlogse scholenbestand in de komende tien jaar zal gaan worden gesloopt. Ook in Drenthe is een groot deel al afgebroken of wordt binnenkort afgebroken. De zeldzaamheid van representatieve en gave naoorlogse schoolgebouwen wordt met de dag groter.

Omschrijving

De zesklasssige uitbreiding van een bestaande school is in hoofdzaak opgebouwd uit zes van elkaar verspringende lokalen, in een noordwest-zuidoostelijk georiënteerde rij gepositioneerd. Aan de noordzijde bevinden zich kantoortjes, toiletgroepen en een eerste ingang. Aan de zuidzijde – tussen twee klasloken zit een twee ingang – of uitgang – naar het achterterrein. Elk klaslokaal is afzonderlijk te herkennen en heeft eenzelfde opbouw. Deze bestaat uit een vierkante plattegrond met één bouwlaag van gemetselde muren en houten puien (met voormalig van oorsprong stalen ramen) en borstweringen bekleed met geribde sandwichpanelen. Het metselwerk is opgebouwd uit een miskleurige metselklinker in waalformaat in klezoorverband.
De met mastiek en dakleer bedekte lessenaardaken openen zich naar het noorden – om direct zonlicht te vermijden – en zijn lager aan de zuidzijde. Ze steken aan de zuidzijde voor de pui uit. Aan deze zijde wordt het dak ter hoogte van de pui weer opgetild ter bevordering van de lichttoetreding. Het dak is hier voorzien van een aluminium daktrim. De korte vooruit springende zijgevels van de lokalen zijn ook volledig voorzien van een glaspui.
De constructie is een combinatie van metselwerk, hout en beton. De betonnen spantconstructie is naar buiten doorgezet en levert per lokaal een bijzondere boogconstructie op welke bijdraagt aan de plasticiteit van het schoolgebouw. In de gemetselde schoorsteen zijn gesinterde stenen verwerkt.

Waardering

Zesklassige voormalige christelijke lagere school, gelegen aan de Veenhoopsweg 60 te Smilde in de gemeente Midden-Drenthe, gebouwd in 1957-1961 door architect Bijleveld te Groningen in opdracht van het Bestuur van de Vereniging voor Christelijk Onderwijs in Smilde, van algemeen regionaal belang voor de -provincie Drenthe vanwege de:

  • cultuurhistorische waarde van de school voor de ontwikkeling van het (christelijk) lager onderwijs in Drenthe en uiting gevend aan de veranderende visie op scholenbouw in de jaren vijftig;
  • architectuurhistorische waarde gelet op de esthetische kwaliteiten van het ontwerp zich uitend in de ordening van de bouwvolumes, de opgetilde daklijsten en de bijzondere toepassing van een reeks bijzondere vrijstaande betonnen boogconstructies; als zijnde een bijzondere typologische variant van het Groningse Scholentype en als zodanig deel uitmaakt van de typologische ontwikkeling van de naoorlogse scholenbouw in Drenthe en Nederland;
  • structurele gaafheid van zowel het interieur als het exterieur;
  • vanwege de uniciteitswaarde van deze school in Drenthe en de groeiende zeldzaamheid van dergelijke gave en representatieve voorbeelden het gedachtegoed van de naoorlogse scholenbouw.